27 september 2007

Speeltuin



Spelend leren klinkt als het vergulden van de pil. Alsof spelen en leren zo van elkaar verschillen. Terwijl we vooral spelen om te leren. Om dingen te proberen. Om te merken dat wat we van de wereld om ons heen zien voor herhaling vatbaar is. Om onze sociale vaardigheden te oefenen. Om te proberen of aanstellerij werkt. Om te proberen of eigenwijs zijn net zo goed werkt als loyaal zijn. Of initiatief net zoveel waardering oogst als discipline.


De wereld waarin we spelen is de wereld waarin we leven. Als we jong zijn is de speeltuin nog de hele wereld. En het zal vast zo zijn dat de speeltuin een miniatuur is van de samenleving. Is het spel van kinderen in Japan anders dan in het Westen? Er is een anekdote over een expat ouder in gesprek met een onderwijzer. De ouder werd aangesproken op het gedrag van zijn kind op het schoolplein. Het kind bleek veel kriskras over het plein te rennen. Toen de ouder opperde dat de andere kinderen dat ook deden kwam de aap uit de mouw. “De Japanse kinderen rennen allemaal dezelfde kant op en uw kind niet.”




Bij de expatflats van Roppongi Hills.












Maar er is nog iets heel anders aan de hand. Ook de bevolking van Japan groeit nauwelijks meer en vergrijst in rap tempo. De speeltuinen die veelal zijn beperkt tot overgebleven stukjes ruimte onder de snelweg of in een verloren hoekje, worden steeds minder gebruikt. Er schommelt nog een enkel kind. Hangouderen nemen de speeltuin over. Of zoals meestal met leegstaande publieke ruimte, de dakloze neemt er zijn intrek.