18 februari 2007

De draad kwijt


Mijn huidige werk is het verzamelen van informatie over de gebouwde omgeving in Tokyo. In wat voor stad leven de mensen hier? Wat voor gebouwen, wat voor straten?

Ik fiets de hele stad door (al meer dan 1000 km gereden) en kom dus de gekste gebouwen tegen.
En ik fotografeer ook wat zich daartussen afspeelt.


En gekke gebouwen hebben ze hier zeker. Dit is bijvoorbeeld een hotel en wat je hier ziet is nog wel de voorkant ook.


Maar ook gebouwen waar wèl ramen in zitten hoor.

Architectuur staat hier niet op een hoog peil. De overheid besteed er nauwelijks aandacht aan, bestemmingsplannen zijn onderontwikkeld en de bouwregelgeving is zo rigide dat er alle reden tot lelijkheid is. En dan hebben we het nog niet gehad over de ruimte die over blijft: de straten.


Ik neem het niemand kwalijk als over bovenstaande foto's wordt opgemerkt dat overal van die lelijke elektriciteitsdraden op staan. Ik zou het zelfs waarderen. Want het is ontegenzeggelijk heel erg lelijk al dat technische spul in de lucht. En het hangt echt overal in Japan.


Als je op een willekeurige kruising omhoog kijkt zie je dit.

Hoe zit dit? Hoe kan een beschaafd land er zo uitzien? Alex Kerr zocht het uit voor zijn boek 'Dogs and Demons'. Ik vertaal hier een stukje uit hoofdstuk 8.

Japan is het enige ontwikkelde land dat zijn elektrische kabels en telefoonlijnen niet ingraaft. Waar een paar buurten zoals het zakendistrict Maronouchi er in geslaagd zijn de kabels te begraven, betreft het voornamelijk dure prestigeprojecten. Zelfs in de modernste nieuwe woongebieden is het gebruikelijk om kabels niet te begraven, zoals ik ontdekte toen ik aan het project voor de Sumitomo Trust Bank/Trammell Crow werkte op het Rokko eiland van Kobe in 1987. De stad Kobe prees het eiland - een splinternieuwe landfill in de haven - aan als een supermoderne, futuristische buurt. Met telefoonpalen. Op het platteland schrijft een "prioriteitsbeleid" voor dat tot het moment dat elke grote stad alle elektrische kabels heeft begraven, wat het ministerie van Constructie ontmoedigt, geen enkele rurale gemeente dat kan doen met steun van de centrale overheid.

Hier is, in een notedop, Japan's bureaucratische dynamiek aan het werk. De eerste fase, het vertrekpunt na Japan's nederlaag in de Tweede Wereldoorlog, is het principe van arm volk, sterke staat. Centrale planners beschouwden de kosten en de moeite die nodig zijn voor zoiets luxueus als het begraven van kabels als verspilling die de behoeften van de industrie maar frustreerde.

De tweede fase, beleidsbevriezing, kwam in het begin van de jaren 70. Onbekend met het begraven van kabels raakten Japan's bureaucraten ervan overtuigd dat het land de kabels niet moest en zelfs niet kon begraven. Ze bedachten rechtvaardigingen voor het beleid, zoals het verhoogde risico bij aardbevingen. (In werkelijkheid zou een land dat zoveel aardbevingen kent zijn kabels juist moeten begraven, zoals duidelijk werd bij de aardbeving in Kobe 1995. Omgevallen masten met kabels waar nog spanning op stond vormden een van de grootste gevaren, blokkeerden wegen en brachten reddingswerk ernstig in gevaar.) Een ander argument was dat Japan unieke vochtige grond zou hebben, wat het moeilijker maakt om kabels te begraven dan in andere landen. (Dit argument behoort tot de categorie "Speciale Sneeuw", beroemd geworden in de jaren 80 toen handelsdiplomaten stelden dat "Japanse sneeuw niet schikt is voor ski's.") De achterliggende logica is dat Japan's bijzonderheid het begraven van kabels verbiedt. Omdat Japan nooit kabels begraven heeft is het onjapans om dat te doen.
De derde fase is verslaving. Het maken van betonnen en stalen palen is een profijtelijke en gekarteliseerde bedrijfstak: ondertussen hebben nutsbedrijven de vrije hand om netwerken aan te leggen zonder zich iets aan te trekken van het uiterlijk van stedelijke of landelijke buurten, of van het ongemak dat de palen veroorzaken in smalle straten of van wat ook maar. [...] En het ministerie van Constructie heeft extra isolatie voor ondergrondse kabels voorgeschreven waardoor ze sterk genoeg zijn om de apocalyps te overleven en waardoor ze de duurste in de wereld zijn geworden.

[einde citaat/vertaling]


Dit is het zakendistrict Marunouchi. Inderdaad geen bovengrondse kabels meer. Heerlijk. In het midden van de foto zie je station Tokyo. Het CS van Tokyo. Er zijn honderden stations in Tokyo maar daarvan heet er niet één zoiets als Tokyo-Zuid of zo. Station Tokyo vertoont grote gelijkenis met Amsterdam CS, het Rijksmusem en het Stedelijk Museum in Amsterdam.

In 1868 werd een politiek ingezet van aansluiting bij de westerse wereld. Daar hoorde ook het imiteren van architectuur bij. Tegelijkertijd werden spoorwegen geintroduceerd. Daarom tref je in Europa zoveel grote stations in Victoriaanse stijl, de mode van die tijd. En station Tokyo kon daar niet voor onder doen.
Maar deze buurt heeft andere eigenaardigheden. Het is de directe omgeving van het keizerlijk paleis. Daarom kun je station Tokyo nog zien (vanaf de paleistuin). En daarom ook wordt hier wel aandacht besteed aan het uiterlijk van de gebouwde omgeving. Kennelijk is het idee dat deze historische buurt niet gedomineerd zou moeten worden door hoogbouw (het wenselijke), terwijl de grondprijzen dat wel verlangen (het werkelijke). En daarom dus een misschien wel typische Japanse oplossing: hoogbouw waarvan het onderste deel er uitziet als een negentiende eeuws gebouw.

Geen opmerkingen: